Aan het begin van het culturele seizoen gooit Rotterdam de deuren open met het Witte de Withfestival. Een openluchtlaboratorium voor jonge kunstenaars. ‘Musea en galeries zijn dood’. Nieuwe kunst gaat de straat op!’ (…)
Tijdens een blik op het festivalprogramma valt mijn oog op een summier omschreven programmaonderdeel. Ik meld me op de voorgeschreven plek, bij een geheimzinnig bordje waar ‘Vloeistof’ op staat. Geen idee wat het is, maar na vijf minuten word ik vriendelijk verzocht mee te gaan met een onbekend medegezelschap van drie vrouwen en twee mannen en worden we door een steward in een oude Volvo opgesloten. Dit zal de ontregeling zijn! De vervreemding! De nieuwe blik op het urbane! “volgens mij zijn we er in geluisd,” zegt de vouw die tussen mij en de ander man op de achterbank zit ingeklemd. Er ontstaat een lacherig sfeertje. “ Let maar op. Er gaat helemaal niks gebeuren,” beaamt een van de vrouwen voorin. “Of toch…?” Een vrouw in een donkerrood jack, op een meter of twintig afstand van onze Volvo buigt met haar hoofd heel abrupt en heel diep in een plantenbak.”Ze is aan het ruiken vindt de vrouw voorin. “Nee hoor, ze kotst,” poneer ik. Even later gaat ze uitdagend op de grond liggen; mensen lopen om haar heen. Het unanieme oordeel in de Volvo luidt dat de openluchtvoorstelling is begonnen. Als er een tweede danseres verschijnt, die na vreemde capriolen op het dak van de auto klimt, grijpen de Rotterdammers in. “blijf daar van af!” roept een voorbijganger. Haha! Nu wordt het menens. Bezit is heilig! We lachen ons een hoedje, de stemming zit er ineens goed in. “moet je die mensen zien! die zijn doodsbang! Die durven niet achterom te kijken!” De dansers voeren op het troittoir een spontane choreografie op, inclusief pirouettes en sprongen. Het onwennige gezelschap in de auto is binnen de auto in enkele minuten veranderd in een verwend en zelfverzekerd groepje voyeurs. Ikzelf incluis. Waneer we na 25 minuten met een glimlach op ons gezicht uitstappen, ontmoeten we de steward, de choreograaf en de beide dansers die dankbaar en geïnteresseerd (bijna nederig) naar ‘onze ervaring’ vragen.
“Het moderne kunstwerk bestaat uit de reacties óp het kunstwerk,” lees ik even later in een interview met curator Feireiss. Volgens deze definitie zou Guerníca van Picasso ophouden te bestaan zodra mensen ophouden erop te reageren. Het zal klassieke kunstliefhebbers ongetwijfeld voor het hoofd stoten zo’n blasfemische conclusie. (….)